Spakenburg, Noorderkerk

Het orgel is gebouwd in 1996.

Gekozen is voor het werk van Heinrich Hermann Freytag (1759-1811) als uitgangspunt. Het orgel heeft 31 stemmen, met (mechanische) sleepladen voor Hoofdwerk, Rugwerk en Pedaal. Drie spaanbalgen en een schokbalg voor het Rugwerk verzorgen een stabiele wind. De kasten zijn ruim gebouwd ten behoeve van de klankversmelting in het orgel. De vormgeving van de kasten is gematigd modern, en sluit goed aan bij het kerkinterieur.

Hoofdwerk
Prestant 16 discant
Bourdon 16
Prestant 8
Roerfluit 8
Quintadeen 8
Octaaf 4
Gemshoorn 4
Quintprestant 3
Superoctaaf 2
Cornet IV. discant
Tertiaan II
Mixtuur IV-VI
Fagot 16
Trompet 8

Rugwerk
Prestant 8 discant
Holpijp 8
Prestant 4
Roerfluit 4
Nasard 3
Octaaf 2
Woudfluit 2
Mixtuur III-IV
Sesquialter II
Dulciaan 8

Pedaal
Subbas 16
Prestant 8
Roerquint 6
Octaaf 4
Bazuin 16
Trompet 8
Trompet 4

Speelhulpen
Manuaalschuifkoppel
Koppel Hoofdwerk – Pedaal
Koppel Rugwerk – Pedaal
Tremulant Rugwerk
Tremulant gehele werk

De opdracht

In 1882 besloot de gemeente van de Noorderkerk te Spakenburg over te gaan op de aanschaf van een tweedehands orgel. Het instrument lag destijds in opslag in Rotterdam. Het betrof een (Lambertus) van Dam orgel uit 1806 en was afkomstig uit de Oude Kerk te Voorburg. De kopers hebben het toen niet in opgebouwde en bespeelbare situatie kunnen bekijken en beluisteren. Ondanks de risico’s die dit met zich meebracht, heeft men er toch voor gekozen het instrument te laten plaatsen. Al snel bleek dat er eigenlijk te weinig ruimte was voor de kas. Elementen en ornamenten moesten wijken om het er toch te kunnen laten staan. Toen het orgel veel mankementen begon te vertonen en het instrument voor de begeleiding van de gemeente na de kerk vergroting niet meer voldeed, besloot men in 1931 een nieuw orgel te kopen bij de firma Dekker uit Goes. Al na 15 jaar bleek dit een miskoop te zijn en zou men voor een degelijk nieuw orgel gekozen hebben mits ze de financiële middelen zouden hebben. Het werd een compromis-oplossing; restauratie en uitbreiding. Ook na deze werkzaamheden bleef het instrument storingsgevoelig. In 1988 werd een orgelcomité opgericht dat zich bezig hield met het werven van gelden. In 1994 werd aan Mense Ruiter Orgelmakers de opdracht verstrekt voor een nieuw te bouwen orgel met 31 stemmen verdeeld over Hoofdwerk, Rugwerk en Pedaal.

Klankontwerp

Het klankbeeld van het orgel is gebaseerd op het oeuvre van de Groningse orgelmaker H.H. Freytag. Deze bouwer leefde en werkte in een overgangstijd tussen twee muzikale werelden. Enerzijds bevat zijn werk veel traditionele elementen die uit de Schnitger-Hinsz traditie voortkomen. Anderzijds vinden we bij Freytag veel nieuwe elementen die als het ware de muzikale 19e eeuw inluiden. Dit orgeltype kenmerkt zich daarmee door zijn veelzijdigheid.
De oriëntatie op de orgels van Freytag is met name bepalend geweest voor de mensurering en klankgeving van het pijpwerk en de windtoevoer naar het pijpwerk. De mensuur-structuur zoals Freytag die hanteerde is hier vooral van betekenis in de plenumklank. Het resulteert in een draagkrachtige klank waarbij het bovenspectrum slank, verfijnd en zilverachtig blijft.

Enkele notities over het ontwerp

De kas van het orgel is ontworpen met een knipoog naar de zogenaamde Jugendstil-periode. Bij het ontwikkelen van het concept van het orgel is door adviseur Jan Jongepier aan de orgelbouwers de suggestie gedaan een kas te ontwerpen die past in de tijd toen het kerkgebouw haar gestalte kreeg. Zoals bekend kwam het kerkgebouw tot stand door een grote verbouwing die de kerkruimte een keer zo groot maakte. Deze vergroting heeft het kenmerk van de Jugendstil-periode gedragen. Door de wijze van bijzondere kleuren en sjablonen bereikte men op bescheiden schaal enigszins de toepassing van een art-nouveau sfeer. Een andere bijzondere kenmerk van de art-nouveau is een voorkeur voor het achterwege laten van symmetrie in de vormen. In het kerkgebouw van de Noorderkerk zijn deze vormen inderdaad terug te vinden in de houten overwelving en in de diverse detaillering van de deuren e.d. De bont gekleurde vensters zijn helaas vervangen door simpele pastelkleurige exemplaren.
Voor de vormgeving van het orgel is de wat sierlijker Jugendstil-decoratie aangehouden. Om de monumentaal vormgegeven kas een sierlijk uiterlijk te geven is besloten deze te kleuren (dodekop paars) en het snijwerk in de diverse lijsten te hogen met goud op een kleurige achtergrond (blauw). Ter voorkoming van teveel van het goede is afgezien van het vergulden van de labia van de pijpen. De achtergrondkleur in de lijsten is voorzien van een chroomoxide groene kleurlaag (zgn. Spaans groen). Het jugendstilachtige snijwerk is verguld met bladgoud.

Tijdens de kerkrestauratie van 2007 is de volledige kas, op het snijwerk na, tot onze spijt wit overgeschilderd. 

Technische gegevens

Tractuur: mechanisch
Windvoorziening: Drie spaanbalgen en een schokbalg voor het Rugwerk
Winddruk: 76 mm waterkolom

De wit geschilderde orgelkassen.