Enter, Hervormde Kerk
Het orgel is gebouwd in 2001.
Het instrument is geïnspireerd op de orgels van Freytag en Van Oeckelen. Het is het derde orgel van de kerk in Enter: in 1900 kwam er een Eldik-orgel, in 1954 een Van Leeuwen-orgel. Adviseur bij de bouw was Stef Tuinstra.
In 2011 is het orgel gecompleteerd met drie nieuwe registers.

Hoofdwerk
Bourdon 16
Prestant 8
Holpijp 8
Quint 6 D
Octaaf 4
Speelfluit 4
Nasard 3
Octaaf 2
Tertiaan 1 3/5
Mixtuur IV B/D
Cornet IV
Trompet 8 B/D
Bovenwerk
Roerfluit 8
Viola di Gamba 8
Unda Maris 8
Prestant 4
Fluit 4
Speelfluit 2
Flageolet 1
Sesquialter II-III
Vox Humana 8
Tremulant
Pedaal
Subbas 16
Prestant 8
Bazuin 16
Trompet 8
Nevenregisters
HW – BW
Ped – HW
Ped – BW
Tremulant
De opdracht
Sinds 1708 is er in 1895 pas sprake van een begeleidingsinstrument in de Nederlands Hervormde kerk van Enter. Het ging om een “serafine-orgel” oftewel een harmonium, in dit geval van de firma C.C. Bendes uit Leiden. Na de aanstelling van ds. E.B. Couvée in 1898 is men zich gaan bezig gaan houden met het aanschaffen van een orgel. Via Jan Mens is men in contact gekomen met de firma Eeldik te Tiel (leerling van orgelmaker Peereboom) en heeft men aldaar een éénklaviers instrument met 7 stemmen en aangehangen pedaal aangeschaft. Na de aanbouw van een vleugel aan de kerk en het bouwen van een nieuwe pastorie heeft men na het overwegen van het aanschaffen van een degelijk tweedehands orgel in 1956 toch besloten een nieuw orgel aan te schaffen bij de firma Van Leeuwen te Leiderdorp. Toen in 1994 na vele storingen en reparaties de kosten uit de hand liepen en men alles behalve nog content waren met het instrument, heeft de gemeente een orgelcommissie geïnstalleerd met het verzoek zich grondig te gaan oriënteren naar orgelbouwers voor de aanschaf van een nieuw kerkorgel. Na vele reizen en orgels bezocht te hebben werd besloten bij Mense Ruiter orgelmakers een orgel te willen laten bouwen in de traditie van Freytag met als uitgangspunt het orgel in de Regenboogkerk te Nijverdal.
Klankontwerp
In de jaren ’80 oriënteerde Mense Ruiter orgelmakers zich veelal op het werk van Heinrich Hermann Freytag (1759-1811). Hij leefde in een tijd dat de gezangen ingevoerd werden. Kerkgangers hadden daardoor met nieuwe melodieën te maken. Freytag speelde daarop in en bouwde draagkrachtige orgels met een verfijnde klank. De werkzame periode van deze bouwer (tot 1811) ligt als het ware op een scharnierpunt in de tijd, de periode van de Barok ging over in de Romantiek.
Het intsrument in de Nederlands Hervormde kerk te Enter is gemaakt volgends deze werkwijze. Hierbij is terdege rekening gehouden met de wensen van de opdrachtgever, waarbij voorop is gesteld dat alles ten dienst moest staan van de kwaliteit en de klank. De maatvoeringen en ornamentiek zijn gemaakt van eikenhout. Het binnenwerk bestaat hoofdzakelijk uit eiken- en grenenhout, ijzer en messing, alles op de geëigende plaats toegepast. Het pijpwerk bestaat uit legeringen van tin en lood in verschillende verhoudingen: frontpijpen 90% tin, binnenpijpwerk 30% tin en tongwerken 40% tin. Het metalen pijpwerk is met de hand uitgeschaafd en op voorstand in elkaar gesoldeerd. De gevolgde nagoeg kernsteekloze intonatiemethode heeft geresulteerd in een optimale versmelting van de registers onderling, zodat er een veelheid aan registercombinaties mogelijk is. Het plenum kenmerkt zich als draagkrachtig, waarbij het boventoonspectrum zilverachtig blijft. De fluiten klinken rond van toon met een verfijnde transparantie.
Het bleek financieel niet haalbaar het volledige concept in één keer te realiseren. De Vox Humana 8’ en Flageolet 1’ van het bovenwerk en de Cornet IV sterk van het hoofdwerk zijn daarom pas in 2011 geplaatst.
Technische gegevens
Het orgel is opgebouwd in hoofd- en bovenwerk, met aan weerszijden het pedaal. Door de beperkte ruimte is het orgel op de gaanderij in de breedte gebouwd en is er gekomen voor een achterkant bespeling.
De dispositie van het orgel in Enter heeft enkele opvallende dingen: een Tertiaan 1 3/5′ en een Quint 6′ op het hoofdwerk en een Unda Maris op het bovenwerk. Een Tertiaan staat meestal niet los op een hoofdwerk. In Enter is het mogelijk om wel of geen tertsplenum samen te stellen. Op aanraden van adviseur Stef Tuinstra hebben we de Quint 6′ niet in de Mixtuur opgenomen, maar apart gedisponeerd, waardoor organisten zowel een 8-voets- als een 16-voetsplenum kunnen maken.
De Unda Maris is een verzoek van de orgelcommissie. We zijn voor dit register te rade gegaan bij orgelmaker Timpe, de meesterknecht van Freytag, die op het orgel van de Nieuwe Kerk in Groningen een Gamba en een Traverso zette. De maten van deze register hebben we ingepast in onze mensuur.